Helikopters

Als je voor het eerst in contact komt met de modelbouw sport en specifiek het helikopter vliegen, komen er veel begrippen en functies op je af. Om deze begrippen te verduidelijken hier een kleine uitleg. Voor beginnende heli piloten is het raadzaam zich goed te laten adviseren door de expert.
Informeer bij de club welke besturing er wordt gevlogen: mode 1, 2, 3 of 4. Begin goed, leren is moeilijk af leren nog moeilijker.

De stuurfuncties van een helikopter.
PITCH

Pitch verandert de instelhoek van de hoofdrotorbladen. Hiermee wordt de verticale (stijgen, dalen) richting van de helikopter gestuurd. Het aansturen gebeurd met de stuurknuppel waarmee ook het gas gestuurd wordt. Omdat beide functies (gas en pitch) met dezelfde knuppel gestuurd worden wordt er in een beschrijving meestal over de pitch knuppel gesproken. Pitch wordt met een niet neutraliserende knuppel gestuurd, die vanuit het midden naar voren en naar achteren bewogen wordt.
GAS

Hiermee wordt de carburateur van de verbrandingsmotor aangestuurd om het vermogen, resp. het toerental van de motor en daarmee van de hoofdrotor in te stellen. Bij elektro-heli’s wordt hiermee een toerenregelaar resp. snelheidsregelaar aangestuurd. De piloot moet zelf beslissen of hij volgas wil hebben met de knuppel naar voren of naar achteren. Dit is meestal afhankelijk hoe de leraar van de beginner het gewend is. Gas wordt met een niet neutraliserende knuppel gestuurd, die vanuit het midden naar voren en naar achteren bewogen wordt. Ook heeft deze knuppel een zogenaamde ratelveer.
HEKROTOR (Richtingroer)

Met de hekrotor wordt de heli om de hoog-as gestuurd. De neus van het model gaat dan naar links of naar rechts. De hekrotor wordt met een zelf neutraliserende knuppel gestuurd, die vanuit het midden naar links en naar rechts bewogen wordt.
AUTOPILOOT (Gyro)

De autopiloot wordt tussen de hekrotor-servo en de ontvanger aangesloten. De servo-stekker wordt op de contra stekker van de autopiloot aangesloten en de autopilootstekker op ontvanger. De autopiloot stabiliseert de draaibeweging van de helikopter om de hoog-as en vereenvoudigt zo het sturen.
NICKEN (Hoogteroer)

Met deze functie kan de helikopter resp. de hoofdrotor-oppervlakte naar voren of naar achteren geneigd (voorover, achterover) worden. De helikopter zal dan in deze richting vliegen. De nick servo stuurt de tuimelschijf aan en die brengt de beweging weer op de hoofdrotor over. Nicken wordt met een zelf neutraliserende knuppel gestuurd, die vanuit het midden naar voren en naar achteren bewogen wordt.
ROLLEN (Rolroer)

Hiermee kan de hoofdrotor naar links en naar rechts neigen. Hierdoor vliegt de helikopter dwars naar links of rechts. De rol servo stuurt eveneens de tuimelschijf aan. Rollen wordt met een zelf neutraliserende stuurknuppel gestuurd die vanuit het midden naar links en naar rechts bewogen wordt.